Leerkracht of internetcursus Frans?

VWO 3, woensdagmiddag.

Een groot deel van mijn leerlingen in VWO 3 zal binnenkort de laatste les Frans in hun carrière hebben. Na drie jaar gaan ze nu hun profiel kiezen en ik vermoed dat de bèta-jongens uit mijn klas Frans graag zullen laten vallen.  Het hoofdstuk gaat over la Francophonie dus over de Franse taal partout dans le monde. Het hoofdstuk is er op gericht zieltjes te winnen voor het vak Frans en dat hebben mijn leerlingen goed door. “Wat heb je nu aan Frans? Iedereen spreekt toch Engels” – is iets wat ik vaak genoeg hoor. Als antwoord op deze vraag stel ik een wedervraag: “Waarom zou het nuttig kunnen zijn een vreemde taal te leren spreken?”, “Wat voegt het toe als inderdaad iedereen toch Engels spreekt?”. Ik krijg weinig respons en ik merk dat leerlingen inderdaad het nut er niet per se van in zien.

Ik probeer over te brengen dat een taal meer is dan een communicatiemiddel in enge zin. Een taal is ook een opening naar een nieuwe wereld. Wij kennen natuurlijk allemaal de onvertaalbaarheid van ons eigen woord ‘gezellig’ in andere talen maar een taal geeft ook diepere culturele eigenschappen weer. Waarom zeggen de Fransen: “j’ai peur” (letterlijk: ik heb angst) terwijl de Nederlanders zeggen: “ik ben bang”. In het Nederlands kun je je angst alleen maar communiceren door “ik ben” te zeggen en op dat moment identificeer je jezelf met je eigen angst. In de Franse taal wordt het meer als een voorbijgaande conditie vertolkt.

In deze les behandelen we een tekst met als thema het Erasmusprogramma van de Europese Unie. Een mooie gelegenheid om zelf iets te vertellen over mijn Erasmustijd in Aix-en-Provence, Frankrijk. Ik vertel ook over mijn reizen naar Zuid-Afrika en Roemenië om ze vooral aan te sporen de wereld te gaan verkennen. Ik probeer een wereld te openen voor mijn leerlingen, ze aan te zetten tot reizen en het verkennen van de wereld. Ik besef dat ik op dit moment iets kan los maken bij die leerlingen, dat een leerling misschien nu wel besluit niet voor eeuwig in Culemborg te blijven. Ik meng me in het leven van deze leerlingen en dit kan een transformerende werking hebben. Durf ik die verantwoordelijkheid aan? Mijn moeder heeft nog altijd spijt van al die uitwisselingen op de middelbare school. Vanaf dat moment begon ik jullie minder goed te begrijpen, zegt ze dan.

Een paar dagen later lees ik het eerste hoofdstuk uit “Het leren voorbij” van Gert Biesta en ik denk terug aan de les die ik hierboven heb beschreven. Biesta spreekt over <i>transcendentaal geweld, </i>een term oorspronkelijk van Derrida. Binnen opvoeding is <i>transcendentaal geweld </i>noodzakelijk. De opvoeder tast de soevereiniteit van de leerling aan door moeilijke vragen te stellen en de denkkaders te verleggen. Kinderen lopen het risico zaken te leren die ze niet hadden willen leren of waarvan ze nooit hadden gedacht dat ze bestonden. Op het moment dat ik vertel over mijn ervaringen en ontmoetingen, open ik een nieuwe wereld voor de leerlingen. Ze exploreren en proberen zichzelf te gaan verhouden tot hetgeen wat ik ze heb verteld. Hopelijk denken ze: “Wat vind ik daarvan?”, “Zou ik dat ook willen gaan doen later?” In de toekomst wil ik ze deze vragen ook meer gaan stellen zodat ze zichzelf kunnen gaan verhouden tot deze nieuwe wereld. Biesta noemt dit de mogelijkheid tot antwoorden.

Hoe ziet dit eruit in het onderwijs?

Het betekent allereerst dat we, in het onderwijs, situaties creëren waarin lerenden de mogelijkheid hebben en de mogelijkheid krijgen om te antwoorden. Het betekent dat opvoeders belangstelling tonen voor de gedachten en gevoelens van hun leerlingen en ruimte laten zodat ze op hun eigen, unieke manieren kunnen antwoorden. (dit betekent een proces van loslaten voor de docent, reageren op de situatie hoe die zich op dat moment zich voordoet. — onder in de U zitten, door zelfkennis en zelfbewustzijn kunnen observeren en niet downloaden.  — ook presencing) Antwoorden door de leerlingen is deels activiteit – spreken en handelen -, maar deels ook passiviteit: luisteren, wachten, aandachtig zijn, ruimte maken. De docent stelt moeilijke vragen om leerlingen uit te dagen te laten zien wie ze zijn en waar ze staan: “Wat denk jij ervan?”, “Waar sta jij?”. Deze vragen zijn niet per se makkelijk, ze verstoren mogelijk of trekken in twijfel de plek waar de leerling nu is.

Derrida noemt dit <i>transcendentaal geweld. </i>Transcendentaal: transcendentaal slaat op het feit dat zulk geweld een mogelijkheidsvoorwaarde is waaronder kinderen en jongeren in de wereld kunnen komen. Opvoeding doet geweld aan de soevereiniteit van het kind door lastige vragen te stellen en moeilijke ontmoetingen te ensceneren. Onderwijs biedt de veilige omgeving om moeilijke vragen te exploreren, in een ander kader te gaan denken!

Deze inmenging door opvoeders in het leven van jongeren kan een diepe, transformerende, zelfs verstorende impact hebben en draagt dus risico met zich mee!

<em>Deze en andere blogs van Anke zijn eerder verschenen op hetkind.org</em>

<em><a href=”http://hetkind.org/author/anke-niessen/%C2%A0&#8243; rel=”nofollow”>http://hetkind.org/author/anke-niessen/ </a></em&gt;


Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s